Met veel bombarie kondigde Jan Peter Balkenende in 2003 de komst van het
Innovatie-platform aan. Hij werd er hoogspersoonlijk de voorzitter van.

Het platform was het antwoord van de regering op de vraag: hoe maken we
van Nederland een heuse kennis- economie? En hoe houden we die vervolgens
concurrerend?

Het Innovatieplatform zou doelen opstellen en adviezen formuleren over hoe de
regering die kenniseconomie moest realiseren.

Maar bijna vijf jaar na de oprichting van het platform, publiceerde een
werkgroep van het Innovatieplatform donderdag een rapport dat weinig
overlaat van het kabinetsbeleid van voorzitter – nee, minister-president
Balkenende.

Het rapport van de werkgroep Concurrentiekracht van het
Innovatieplatform constateert in een analyse van de huidige situatie dat er
eigenlijk maar vrij weinig veranderd is, sinds het platform werd opgericht.

Het platform stelde in 2003 enkele centrale problemen aan de kaak in de
zogenaamde 'Kennisinvesteringsagenda' (KIA).

De productiviteitsgroei was volgens de KIA te laag en liep zelfs terug,
het aantal gewerkte uren liep terug, minder mensen gingen aan het werk,
private bedrijven investeerden te weinig in onderzoek en ontwikkeling, er
kwamen te weinig bedrijven bij, en de instroom van hoog opgeleide
kennis-immigranten was te klein.

De analyse van de werkgroep anno 2008 stelt dat de productiviteitsgroei
te laag is en zelfs terugloopt, dat het aantal gewerkte uren te laag is en
dat minder mensen aan het werk gaan, dat private bedrijven te weinig
investeren in research en development, dat er te weinig nieuwe bedrijven
bijkomen, en dat de instroom van hoog opgeleide kennis-immigranten te klein
is.

Ook zo'n last van een déjà vu ineens?

Kortom: alle problemen die in de Kennisinvesteringsagenda 2003
aan de kaak werden gesteld, zijn er nog steeds.

Sterker nog, de werkgroep constateert in zijn analyse dat Nederland op sommige
punten niet alleen stil is blijven staan, maar dat de situatie zelfs
verslechterd is.

Extra pijnlijk is misschien nog dat de werkgroep constateert dat er een "toenemend
gebrek aan hoog opgeleide werknemers op het gebied van wetenschap en techniek"
is.

Had voorzitter - eh, minister-president Balkenende er niet juist op ingezet om
deze situatie te verbeteren? Het was toch één van de speerpunten van de
kabinetten Balkenende-II, -III en -IV?

Voorts constateert de werkgroep dat er maar weinig verbetering is in de
efficiëntie van de overheid, dat er nog steeds te veel regeltjes zijn, en
dat de overheid maar beperkt in staat is om plannen en grote projecten
doelgericht uit te voeren.

Allemaal al jaren speerpunten van Balkenende. Ook zijn jongste kabinet, dat er
al een jaar zit, zou deze zaken voortvarend gaan aanpakken.

Pikant is overigens ook dat de werkgroep ingaat op wat het een "inflexibele
arbeidsmarkt" noemt, die wordt "veroorzaakt door complexe
ontslagprocessen".

Het land wordt "belemmerd door starre afspraken die de flexibiliteit van
de arbeidsmarkt beperken".

De werkgroep is zo aardig geweest om het woord niet in de mond te
nemen, maar de schrijvers hebben het toch echt over wat in politiek Den Haag
het 'O-Woord' is gaan heten: het ontslagrecht.

Daarover mogen vakbonden, werkgevers, het kabinet en de coalitiepartijen het
vanwege de politieke gevoeligheid niet meer hebben totdat de Commissie
Bakker naar buiten komt met haar voorstellen.

Niettemin stelt de werkgroep van Balkenende's Innovatieplatform: "Een
betere en flexibeler benutting van het arbeidspotentieel is nodig in het
licht van grote dreigende tekorten op de arbeidsmarkt. Ook blijkt uit
internationale vergelijkingen dat flexibilisering bijdraagt aan een netto
grotere groei van arbeid, met name doordat snelle groeiers eerder mensen
aannemen."

In gewoon Nederlands: de werkgroep pleit voor de versoepeling van het
ontslagrecht.

Dit alles roept vragen op. Onderschrijft de minister-president de
analyse van de werkgroep, onderdeel van het Innovatieplatform waarvan de
minister-president voorzitter is?

Dus even gebeld met de Rijksvoorlichtingdienst, die de woordvoering namens de
premier doet. De voorlichter zegt dat de voortzitter van het
Innovatieplatform "alle stukken natuurlijk ziet voordat ze gepubliceerd
worden".

Maar onderschrijft de premier dan ook de analyses in die stukken, zoals het
stuk van de werkgroep?

"Nee", laat de voorlichter weten. "Dat hoeft hij niet.
Het is een discussiestuk. Overigens is de premier niet het enige lid van het
kabinet dat het platform voorzit; ook de ministers van Economische Zaken en
Onderwijs zitten in het platform."

Daar mag de werkgroep van het Innovatieplatform het mee doen. Een
discussiestuk, dat besproken zal gaan worden in de Tweede Kamer. Hopelijk
met de voorzitter - eh nee, de minister-president. Want die heeft wel wat
uit te leggen.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl